Soms komt de
geschiedenis zo dichtbij, dat je er zelf onderdeel van uitmaakt. Lezend in Kameraad Baron van Jaap Scholten kwam ik
terecht in de wereld van de Transsylvaanse adel. Niet de meest vrolijke
geschiedenis: de wereld van Ceausescu, dictatuur, strafkampen en vergaande
glorie. Wel geschiedenis die ik zelf ook deels heb meegemaakt, denk aan de val van de
muur in Berlijn en de executie van Ceausescu. Dit boek vertelt niet alleen over
de val en de voorzichtige wederopstanding van de Hongaarse en Roemeense adel. Maar
ook over de belangrijke rol die de adel heeft gespeeld en weer speelt in de
cultuur van Hongarije en Roemenië.
Na WOII stonden Hongarije en Roemenië onder zware controle
van communistisch Rusland. Voor die tijd speelden adellijke families een
belangrijke rol in de politiek, cultuur en welvaart van beide landen. Maar met
de komst van het communisme werd deze adel (net zoals geestelijken en
wetenschappers) bestempeld als staatsgevaarlijk. Op een nacht in maart 1949 haalde
de politie vervolgens alle adel uit hun huizen. Ze werden afgevoerd naar
strafkampen of moesten gaan wonen in kelders en mochten hun stad niet meer
verlaten. Hun kinderen mochten geen opleiding volgen en al hun bezittingen
waren ze kwijt. Alleen de meest lage baantjes waren voor hen weggelegd. Zo werd
een gravin een schoonmaakster en werkte de meeste graven en baronnen als
fabrieksarbeider of schoorsteenveger.
Scholten bezocht vlak na de val van het IJzeren Gordijn
Hongarije en Roemenië en raakte gefascineerd door deze landen. Twintig jaar
later gaat hij opzoek naar de verhalen van de graven, gravinnen, baronnen en
baronessen. Hij bezocht hun uitgebrande kastelen en vervallen landgoederen. Hij
gaat opzoek naar hun kelders en zolders. Maar hij zoekt vooral antwoord op de
vraag: hoe heeft de adel zich staande gehouden tijdens de dictatuur en wat is
er anno 2010 nog van over?
Wat Scholten terugvindt is de jonge generatie adel. Men
probeert landgoederen en kastelen terug te krijgen. Verder willen de jongeren iets
te betekenen voor hun land en voor hun dorp. Scholten bezoekt de 30-jarige
Farkas baron Banffy de Losoncz. Hij is teruggegaan naar het landhuis van zijn
grootvader en probeert het weer op te bouwen. Tegelijkertijd wil hij jongeren
uit zijn dorp interesseren voor de Roemeense cultuur. Want zowel Roemenië als
Hongarije zijn tijdens het communisme alles kwijtgeraakt. Er is weinig gevoel
meer voor ethiek of moraal. Er is veel corruptie en het recht van de sterkste
geldt nog steeds. Leden van de vroegere Securitate zitten nog op de beste
posities. En zowel Roemenië als Hongarije lopen ver achter bij andere
EU-lidstaten.
Scholten laat in Kameraad Baron zien dat het mogelijk is
een land totaal te vernietigen. In Roemenië en Hongarije bracht het communisme
alleen maar angst, betonnen flats en armoede. Maar hij geeft ook de hoop dat
een cultuur weer opgebouwd kan worden en dat er altijd mensen zijn die met moed
en doorzettingsvermogen iets van het leven willen maken. Kameraad Baron is genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2011.