The secret source of humor itself is not joy but sorrow. There is no humor in heaven. Met dit motto, ontleend aan de Amerikaanse schrijver en humorist
Mark Twain, begint
Pieter Webeling zijn boek
De lach en de dood.
Van de achterflap
Zonder Ernst geen humor. Dat is de lijfspreuk van de legendarische joodse komiek Ernst Hofman. Als hij in februari 1944 naar een kamp in Polen wordt gedeporteerd, is zijn humor niet alleen een buffer tegen de barbarij, maar ook een waardevol ruilmiddel. Zijn geliefde Helena zit opgesloten in het vrouwenkamp. Als wederdienst voor het smokkelen van briefjes vertelt hij elke dag na het avondappèl grappen aan medegevangenen. Dit blijft niet onopgemerkt. De kampcommandant wil dat hij gaat optreden voor de SS. Humor is overleven. Maar hoe ver is Ernst bereid te gaan?
In
een interview met Webeling werd hem de vraag gesteld of dit boek nog iets toevoegt aan wat er al over de Holocaust is geschreven.
"Die vraag is eigenlijk onterecht", zegt Webeling. "Het gaat er niet om wát, maar hóe je het opschrijft. Als je een nieuw popliedje hoort, denk je ook niet: al wéér een tekst over de liefde? De Holocaust is in mijn roman het decor voor de vraag: wat gebeurt er met de humor in de zwaarst denkbare levensomstandigheden? Zou ik de beulen laten lachen als ik daarmee mijn geliefde kon redden? Dat is de essentie......"
Het beroemde lied
Ich liebe dich, dat Ernst Hofman zachtjes zingt in
De lach en de dood is ook te horen in de documentaire Westerbork girl, vanaf 16.50
Stil werd ik van dit boek, heel stil. Webeling vond ik op zijn sterkst in de beschrijvingen van de verschrikkingen van het kamp.
De zin “
Tellen, altijd maar tellen, terwijl een mensenleven niet telde... dekte voor mij de gehele lading van de werkelijk onvoorstelbare waanzin die in de concentratiekampen heeft plaatsgevonden.
Reserveer in onze catalogus