Zo opent het boek: ‘Tok. Dat appte pa me. Drie letters. Tok. Het water liep me meteen in de mond’. En dan komt de scène waarin vader en zoon samen in de cafetaria kip van het spit zitten te eten. Zo smeuïg dat zelfs ik als vegetariër er zin in krijg.
Joe is de vader van Woelie, een jongen van 16 die in de loop van het verhaal 17 wordt. Hij is bang voor eigenlijk alles van de buitenwereld. Het boek Joe en ik gaat over hem en zijn vader. Omdat Joe terminaal is, gaan ze samen op reis, ondanks de fobie van Woelie (een soort uitgebreide pleinvrees).