‘Mijn zus Rose woont op de schoorsteenmantel. Nou ja, stukjes van haar dan. Drie vingers, haar rechter elleboog en haar knieschijf liggen begraven op een begraafplaats in Londen. Mijn ouders kregen erge ruzie toen de politie delen van haar had gevonden. Mam wilde een graf waar ze naar toe kon. Pap wilde een crematie en de as in zee strooien.’
Dit begin tekent de sfeer van het boek Mijn zus woont op de schoorsteenmantel van Annabel Pitcher: over dramatische en gruwelijke zaken wordt verteld in humoristisch, nuchter proza.