De hoofdpersoon in Dat is waar is een filosoof die soms hoofdpijn heeft van het harde nadenken. Met regelmaat wordt hij gestoord door z'n buurmeisje Elsemiek en haar vriendje Bas. Het drietal raakt in allerlei grappige en soms ontroerende situaties verzeild. De filosoof laat de kinderen zien dat de antwoorden die zij op hun eigen vragen geven vaak intelligenter zijn dan ze zelf hadden gedacht. En de kinderen ontdekken ook dat wat vanzelfsprekend lijkt niet altijd zo is.
In mijn verbeelding is de grappige, dikke, verstrooide filosoof een persiflage van Menno zelf. En de kinderen zijn vast een weergave van Esther en Naomi, aan wie hij het boek heeft opgedragen. Hoe lief is dat. Zo'n boek/vader wil toch ieder kind? De illustraties van Tjalling Houkema passen ook helemaal bij de vrolijkheid en fantasie van deze verhaaltjes.
In liefdevolle, korte zinnen neemt de filosoof je mee langs allerhande levensvragen en gedachtenkronkels. Moet je altijd de waarheid spreken? Wat is het verschil tussen mens en machine? Moet je mensen altijd beter maken? Waar blijft pijn als je gaat slapen? Hij geeft de kinderen alle ruimte hun eigen antwoorden te ontdekken en heroverwegen. En hij leert ze onbewust om ook altijd vragen te blijven stellen. Dat hij daarbij ook nog stilletjes de vaderrol vervult die vooral Elsemieke mist, maakt het geheel extra ontroerend. Vriendschap is leeftijdloos, zo laat Lievers hiermee zien. Voor mij zijn deze verhaaltjes daarmee ook een ode aan de vreemde buurmannen en eenzame kinderen. Dank Menno.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten