De schrijver is naast schrijver ook toneelregisseur en dat merk je: hij heeft een uitstekend, subtiel gevoel voor drama. Daarnaast bespeelt hij het register van de taal zo vaardig, dat stijl en sfeer prachtig verschillen per verhaal. De verhalen ademen alle drie melancholie, en een zekere zwaarte; maar deze maakt het lezen niet zwaar, de stijl is vloeiend en helder.
Naast de rol voor het water is ook het menselijk onvermogen een dragend thema. Er is veel stilte, veel eenzaamheid, en in de eerste twee verhalen een soort gelatenheid. Inmiddels heeft Driessen twee romans en nog een verhalenbundel toegevoegd aan zijn oeuvre. Heldere vertellingen, vaak wat zwaar van thematiek, maar ook met humor. En veeleer Europees van stijl en sfeer dan Amerikaans -zoals veel verhalen.
‘Fleuve sauvage’ speelt zich af op De Aisne in Noord Frankrijk. Het verhaal is ingedikt tot een dag, een nacht en een ochtend. De hoofdpersoon, een niet meer zo jonge acteur op zijn retour, gaat in zijn eentje op kanotrektocht. Hij wil zich bezinnen op zijn carrière en voelt ook aan dat zijn drankgebruik hem nekt. Hij krijgt van de schrijver de bijnaam Banquo, naar een rol die hij in het stuk Macbeth na deze zomer zal spelen - als alles goed gaat. Maar je voelt vanaf het begin aan dat het niet goed zal gaan. Zijn laatste grote rol gaat hij spelen aan deze rivier. Maar als ik daarover uitweid, verklap ik de clou. Driessen weet schitterend en geestig de drogredeneringen van een alcoholicus te verwoorden, bv. op p 16: ‘Zal ik de drank nú afzweren? Maar dan neem ik op de eerste dag van mijn tocht al een besluit waarvoor ik nog vier dagen de tijd heb’. Dat zou natuurlijk zonde zijn, en ‘bovendien: ik heb nu gedronken. Hoe weet ik dat ik dit besluit bij volle verstand neem?’
Het langste verhaal, ‘De reis naar de maan’ speelt zich af in de eerste helft van de 20e eeuw, in midden Europa, op en langs rivieren vanaf De Rodach in Zuid Duitsland, via de Main, naar de monding van de Rijn bij Rotterdam. Behalve dat de geografische ruimte hier veel groter is dan in de twee andere verhalen, beslaat het verhaal een tijdsspanne van vele jaren.
De twee hoofdpersonen ontwikkelen zich van jongens van veertien tot volwassen, wat oudere mannen. Konrad, een jongen uit een eenvoudig gezin, begint als jonge vlotter van veertien in zijn eigen dorp aan het werk van boomstammen verbinden tot vlotten en deze laten varen. Dat ambachtelijke vak is een kunst op zich, die mooi filmisch wordt beschreven. Konrad wil er heel goed in zijn, steeds verder varen en uiteindelijk de zee zien. Julius krijgt, als zoon van de baas, meer leidinggevende taken. Hij heeft boeken en geeft een stukje van zijn rijkdom aan Konrad. De relatie tussen de twee mannen blijft diffuus. Ze komen uit hetzelfde dorp, werken beiden op het water en zijn even oud. Het zouden vrienden kunnen zijn en er is ook wel aantrekkingskracht. Maar eigenlijk hebben ze elkaar weinig te zeggen, het zijn twee eenzame mannen. Op cruciale momenten komen ze elkaar tegen en dan wordt er veel gezwegen. Gaande het verhaal lijkt Konrad, een aardse en integere man, langzaam overwicht te krijgen op Julius, de intellectueel die gaandeweg minder betrouwbaar blijkt. Hier en daar wordt iets homo-erotisch tussen hen gesuggereerd, maar als dat al de bedoeling is, blijft het prachtig tussen de regels. Aan het eind zien ze samen de zee, voorbij Rotterdam. Door deze privé geschiedenis heen meandert de Europese: de eerste en tweede Wereldoorlog, de opkomst van het nazisme, de Jodenvervolging en de ontwikkeling van de scheepvaart.
‘Pierre en Adèle’ speelt zich af langs het riviertje de Issou in Frankrijk – eerder een beek. Het water scheidt het land van de familie Corbé, protestant, en de christelijke Chrétiens. Ze zijn al generaties in conflict met elkaar over de grootte van ieders land. Het lastige is ook nog eens dat de rivier zich af en toe verlegt. In het verhaal zijn Pierre Corbé en Adele Chrétien de eigenaren, die dit conflict in hun kindertijd ooit op speelse wijze hebben opgelost. Kan dat nu niet ook? Neen. De tegenstellingen zijn oude patronen en raken nog eens flink aangescherpt door Adèles man, die we leren kennen als een brute figuur. Hoe hij zijn vrouw vernedert, wordt beeldend beschreven. De derde hoofdrol is voor de Joodse familie Salomon, die als notarisfamilie om bemiddeling wordt gevraagd. Na decennia strijd wordt er eindelijk een contract wordt getekend op basis van het Salomons(!)oordeel van Eduard, de jonge Salomon: ‘U ruilt van land’. Maar dan wordt op een van de stukken land een bodemschat ontdekt die juist dat stuk heel kostbaar maakt. De strijd kan weer beginnen. De mechanismes komen akelig bekend voor.
De mensen in deze verhalen zijn beperkte, tijdelijke figuren tegen het filmische decor van een tijdsgewricht en een landschap - in dit geval het water- dat zijn gang gaat en blijft.
Miriam Janssen
Reserveer Rivieren in onze catalogus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten